maandag 20 april 2009

Sevilla - Universidad Pablo de Olavide

SEVILLA – Universidad Pablo de Olavide

Vervoer

Vliegtuig
Om naar Sevilla te vliegen zijn er tal van vliegtuigmaatschappijen, je kan sinds dit jaar met Brussels Airlines rechtstreeks naar Sevilla vliegen, verder heb je Vueling (rechtstreeks van Zaventem naar Sevilla), Ryanair (vanuit Charleroi naar Málaga, of vanuit Düsseldorf naar Sevilla), Iberia (met tussenstop in Madrid, maar wel op Sevilla), Clicair (via Barcelona). Let er uiteraard wel hoeveel bagage je mag meenemen. Als je in september vertrekt zonder een familielid dat de helft van je bagage meeneemt in zijn/haar koffer, kan je misschien beter niet met Ryanair vliegen aangezien je dan maar 15 kilo mag meenemen en €15 betaalt per kilogram overgewicht. Met Iberia mag je 23 kilo meenemen, maar het is een iets duurdere vliegmaatschappij.

Bus
Spanjaarden nemen de bus voor afstanden waar wij in het kleine België al lang de trein voor nemen. Je zit er dan wel een paar uur op, maar meestal is het wel goedkoper dan de trein. In de twee grote busstations Plaza de Armas en Prado de San Sebastián, kan je de bus nemen naar zowat elke Spaanse stad. Voor een retourticket naar steden in Andalucía, betaal je meestal niet meer dan €40.
Je kan ook de trein nemen vanuit het treinstation Santa Justa. Dat komt meestal wel iets duurder uit en je bent er nu ook weer niet zo veel vroeger mee op je bestemming.

Tram
In Sevilla, is sinds kort een tramlijn. Toen wij er waren, reed er die alleen maar door het historische centrum, langs de kathedraal, met een snelheid waaraan je hem snelwandelend kon inhalen. Volgend jaar zal waarschijnlijk het ondergrondse netwerk ook klaar zijn en de snelle lijn naar de Universidad Pablo de Olavide.

Fiets
Je kan gewoon een fiets kopen op een kleine rommelmarkt die iedere zondag gehouden wordt een eindje buiten het centrum in Triana, maar dankzij het Sevicisysteem is dat niet echt nodig. Gewone fietsen worden bovendien heel vaak gestolen. Om een fiets van Sevici te kunnen huren, vraag je een kaartje aan, best via http://www.sevici.es. Je hebt er wel een kredietkaart voor nodig. Je krijgt dan je kaartje waarmee je overal in de stad een fiets kan huren uit de fietsstationnetjes. Als je die binnen de 30min ergens in een ander stationnetje weer parkeert, betaal je niets, indien niet, betaal je een kleine ‘boete’. (Voor de kenners, het systeem bestaat in Brussel overigens ook.)



Universiteit

Sevilla telt twee grote universiteiten, de Universidad de Sevilla en de Universidad Pablo de Olavide. De eerste ligt in het centrum, dicht bij alle winkels en de kathedraal, terwijl de tweede op een twaalftal kilometer buiten het centrum ligt. Wij hebben gestudeerd aan de Universidad Pablo de Olavide, ook wel Olavide of de UPO genoemd. Om daar te geraken, moesten we buslijn 36 nemen aan het Prado, waar we een goeie 25 min opzaten, maar jullie zullen hopelijk met de tram kunnen gaan.

Een week voor de lessen officieel beginnen is er een kennismakingsdag voor alle Erasmusstudenten. Je krijgt dan een rondleiding door de campus, de sportfaciliteiten en de bibliotheek. Wat ons al meteen opviel was dat deze universiteit op alle vlakken anders is als de Lessius Hogeschool. De UPO is pakken groter, maar dit komt ook mede door het feit dat hier meer dan een richting wordt gestudeerd. Het schoolterrein is op een afgelegen stuk grond gelegen, en er is dus niets anders in de buurt qua cafés of winkels of huizen. De universiteit telt een twintigtal gebouwen. In vijftien van hen wordt les gegeven. De andere zijn het studentenrestaurant, de grote bibliotheek, het rectoraat, de administratie en het gebouw ‘Mutis’. In dit gebouw zijn nog twee studentenrestaurants, een bank, een supermarktje, een souvenirwinkeltje, een rijschoolcentrum, een kopieercentrum, etc. gelegen.


De lessen vinden plaats tussen 9u ’s morgens en 22u ’s avonds. Er is geen vaste middagpauze, dus het kan zijn dat je doorlopend les hebt van 10u tot 16u. De meeste lessen zijn lessen van een uur, waardoor je toch wat pauze hebt ertussen. Bij lessen die twee uur duren krijg je normaal gezien wel een pauze van een tiental minuten.

De manier van les geven en volgen verschilt ook met die van in Lessius. Je spreekt de docenten aan bij hun voornaam en in de jij-vorm. Zij zullen op hun beurt wel eerder de ‘u-vorm’ gebruiken om jou en je medestudenten aan te spreken. De sfeer in de klas is zeer gemoedelijk en rustig. Bij sommige lessen is er veel kans voor interactiviteit en dat zorgt wel af en toe voor wat lawaai, ook al omdat de Spanjaarden tamelijk luid kunnen zijn als ze spreken of roepen.





Vakken

Fuentes Culturales Aplicadas a la Traducción de la Lengua B (Inglés) - Alberto Egea Fernandez-Montesinos
Dit vak is een soort Engels Cultuurgeschiedenis, over Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. De lessen bestaan uit twee uur theorie en twee uur praktijk. In het theoretische gedeelte moet je als voorbereiding een paar hoofdstukken lezen over een bepaald aspect, bv. geschiedenis, onderwijs, politiek,… en daar vraagjes bij beantwoorden. In de les worden die dan overlopen en verbeterd en geeft de docent wat extra informatie. Tijdens de andere twee uur kijk je naar een video en vul je ondertussen een blad met vragen in. Ook moet er elke week iemand een presentatie van 8 minuten houden over een zelfgekozen onderwerp dat te maken heeft met de Amerikaanse of Britse cultuur. Die telt samen met participatie en aanwezigheid in de klas voor een zeer groot deel mee aan het eindresultaat. Het examen bestaat uit een veertigtal korte vraagjes, tien definities en een vraag waar je een essay moet schrijven over een thema dat je in de klas hebt besproken.


Literatura Universal - José María Fernández Vázquez
De naam verraadt de inhoud van dit vak al. Te beginnen met de Romantiek zagen we de verschillende literaire stromingen van Spanje, Europa, Noord-Amerika met ook veel aandacht voor Latijns-Amerikaanse schrijvers, wat dus wel nieuw en interessant was. Je neemt nota’s in de les, wat na enkele weken wel vlotter begint te gaan, maar op webct (het Sevillaanse equivalent voor Toledo) staan documenten waar je op kan vertrouwen als je je twijfels hebt bij je eigen notities. Verder lees je drie romans (bij ons waren dat Frankenstein van Mary Shelley, Casa de Muñecas van Henrik Ibsen en La Peste van Albert Camus). Nadien volgt een seminarie waarin verschillende aspecten worden besproken en je de nodige stof krijgt voor de memoria die je daarna moet schrijven. José María is niet zo streng voor erasmussers. Als je gewoon je Spaans goed verzorgt, hoef je je niet te veel zorgen te maken over de memorias. De examenvragen zijn héél algemeen, en bovendien heb je de kenmerken van alle stromingen en de schrijvers zeker al eens eerder moeten studeren, dus het vak is best haalbaar.

Composición y análisis de Textos Españoles – José Antonio González Montero & Lucía Irene Quintana Montero
Dit vak bestaat uit een theoretisch luik, bij ons gegeven door Lucía Irene, en een praktisch vak, door José Antonio. Voornamelijk het praktische gedeelte is belangrijk, ook voor het examen. Je maakt er oefeningen waarbij je teksten leert analyseren aan de hand van een aantal criteria. Het is niet altijd even gemakkelijk dit vak te volgen, dus je vraagt best notities aan je klasgenoten. Een groot deel van het examen bestaat dan ook uit geziene oefeningen. Samen met twee Spaanse klasgenoten, maak je ook een groot groepswerk.

Historia y Cultura de América Latina Contemporánea
Dit vak werd gegeven door Juan Marchena Fernández en Rocío Delibes Mateos. Voor dit vak was er geen examen, maar er werden 5 seminaries gegeven over een bepaald onderwerp waar we dan een paper van 4 à 5 pagina’s over moesten schrijven. Aan het eind van het semester is er een sessie autoevaluación waarbij je zelf je punten mag kiezen. (Jawel, je leest het goed, zelf.)




Introducción a la Práctica de la Traducción de la Lengua B (francés) – Araceli Gómez
Wederom een mondvol voor een vak dat bij ons gewoon “Vertalen” zou heten. Het is een vak van het tweede jaar en je vertaalt samen met de Spanjaarden van het Frans naar het Spaans. Naast het gewone vertalen, besteedt de docent ook veel aandacht aan teksttype, genre, analyse van de tekst. Voor het vertalen, mag je zoals in vele buitenlandse universiteiten geen woordenboeken gebruiken in de les. Maak vooral duidelijk dat je noch Spaans, noch Frans je moedertaal is, want bij ons ging de docente ervan uit dat we als Belgen, tweetalig Frans en Nederlands waren. Araceli heeft het uiteindelijk wel voor erasmussers en heeft zelfs voor ons apart vroeger een examen opgesteld zodat we op tijd naar huis konden (lees: nog iets langer genieten van een Spaanse vakantie).

Introducción a la Práctica de la Traducción de la Lengua B (Inglés) - Adrian Fuentes Luque
Dit vak is vergelijkbaar met het Franse vak hierboven. In de klas vertaal je in een groepje van vier elke week een tekst en die wordt dan klassikaal verbeterd. Een keer moet je met je groepje vooraan in de klas jouw vertaling uitleggen, en dat telt samen met de (belangrijke) aanwezigheid in de klas mee voor de permanente evaluatie. Bij het examen krijg je een Engelse tekst van 300 woorden die je, met zelf mee te brengen woordenboeken, moet vertalen naar het Spaans. De docent valt goed in de smaak bij vele studenten, maar hij besteedt weinig aandacht aan Erasmussers en komt soms zelfs wat arrogant over.

Een kot zoeken

In Spanje bestaat zoiets als een ‘kot’ niet zoals in België. Je zal een kamer moeten huren in een appartement. Je woont dan in een appartement (piso), ofwel met enkele andere (Erasmus)studenten ofwel met werkende mensen. Je hebt elk je eigen slaapkamer en je deelt de keuken, badkamer, woonkamer en eventueel het dakterras met de anderen. De beste manier om je Spaans te verbeteren is natuurlijk een appartement zoeken waar alleen maar Erasmusstudenten of Spaanse studenten wonen. Er zijn genoeg fietsen en bussen om naar het Prado de San Sebastián – waar je je bus moet nemen – dus het is niet echt belangrijk om er heel dicht bij te wonen. Je kan er wel best voor zorgen dat je binnen de muren van de Macarena zit, en als je in Triana woont dat je dicht bij een bushalte woont, anders kan een rit naar het Prado echt wel lang in beslag nemen.

Voor dat we vertrokken naar Sevilla zeiden ze ons dat de prijs voor een kot ongeveer rond de €200 zou liggen, maar het zal eerder €250 en meer zijn. Vele eigenaars werken niet met contracten. Maak dus duidelijke afspraken over de prijzen van het gas, de elektriciteit, het water en eventueel de waarborg. Over het algemeen geldt de regel, hoe verder je uit het centrum zit, hoe minder je betaalt.

Er zijn een aantal kantoren die je helpen bij het zoeken van een kot, zoals Roomates. Je vult dan een lijst in met je gegevens, je maximumprijs en in welke buurt je liefst wil zitten en dan zoeken deze mensen een aantal appartementen voor jou. Dan bel je wat rond en ga je een kijkje nemen. Als de kamer je bevalt betaal je €50 aan het kantoor en dan kan je je intrek nemen in het appartement.
Een andere manier die je al zeker op voorhand kan gebruiken is de website ‘www.loquo.com’ waar je kan kijken naar appartementen en ook zelf een advertentie kan plaatsen.
Een meer avontuurlijke manier is naar de Universidad de Sevilla te gaan en daar in de hallen naar de valven te gaan. Daar hangen tientallen papiertjes uit met daarop “Busco compañero/a de piso”, wat extra informatie en het telefoonnummer. Dan kan je beginnen rondbellen en overal eens gaan kijken. Dit is wel een zeer goede manier om de stad te leren kennen.
Uitgaansleven

Op vlak van uitgaan, zowel overdag als ’s avonds, is Sevilla echt wel een plezante stad. Er zijn een tiental grote discotheken, waarvan de leukste Buda, Newport en Catedral zijn. Voor deze binnen te geraken moet je wel fatsoenlijk gekleed zijn, vooral als jongen. Witte (sport)schoenen zijn zeker en vast uit den boze. Ook zijn er twee kleinere discotheken waar elke woensdag een feestje is dat georganiseerd is door de Erasmusorganisaties van Sevilla. Dat wil dus zeggen: geen inkom betalen, goedkope drankjes, heel veel Erasmussers en een echt fijn sfeertje. Voor de rest zijn er nog enkele pleinen met vele cafeetjes er rond waar ook vaak veel volk zit. De populairste zijn Alameda de Hércules, El Salvador en Alfalfa. Op een gewone zaterdagnamiddag staan zulke pleinen vol met mensen die een tapa aan het eten zijn en een pintje of wijntje aan het drinken zijn. Je zal ook zeker en vast het fenomeen ‘botellón’ meemaken. Dat betekent dat je met een groepje vrienden ergens afspreekt, best ergens onopvallend zoals langs de rivier, langs of onder een brug of op een afgelegen pleintje, want sinds enkele jaren is dit verboden. Enkelen nemen dan een fles sterke drank (meestal rum), een fles cola, ijsblokjes en plastieken bekertjes mee en dan drink je met z’n allen samen en maak je plezier en erna ga je dan ofwel naar huis ofwel naar een discotheek of een feestje.





In vele bars en cafés in het centrum mag geen muziek gespeeld worden. Alleen bars die een speciale vergunning hebben gekregen en een dubbele deur hebben aan de ingang mogen dat wel. Ongeacht het feit dat er geen muziek is zal je toch vaak nog goed luid moeten praten om elkaar te verstaan. De Spanjaarden praten op een luider niveau dan wij, en dat wordt alleen maar erger als ze discussiëren of mopjes aan het maken zijn. Dit in combinatie met een pintje of cocktailtje maakt het des te meer plezanter.

Als het mooi weer is en niet te koud – alle maanden behalve januari dus – kan je ook gerust een terrasje gaan doen. Mooie plaatsen om dat te toen zijn langs de Guadalquivir, op de Avenida de la Constitución of gewoon op de talloze pleintjes in het centrum. Lekker eten kan je uiteraard ook. Voor Sevillanen begint de nacht ook pas wanneer ze tapas gegeten hebben. Barretjes als Levíes, el Cachito, los Coloniales,… zal je maar al te gauw ontdekt hebben.

Qua prijzen van drank in discotheken is Sevilla vergelijkbaar met een stad als Antwerpen, maar in cafés is het toch wat goedkoper. De meeste discotheken vragen geen inkom maar een pintje kan er al snel €2 of €3 kosten, en een sterker drankje €7. In gewone cafés en bars kost een pintje tussen de €1 en €1,50, afhankelijk van de plaats. In de toeristische wijk Santa Cruz en op de Avenida de Constitución zal het duurder zijn. Het populaire drankje rum-cola (cubata) kost in de meeste cafés €5, maar er zijn er ook een paar waar ze zelfs nog goedkoper zijn.




Uitstapjes in Andalucía en daarbuiten

Uiteraard is er in heel Andalucía veel te ontdekken. Cádiz, Córdoba en Ronda kan je gemakkelijk gezien hebben op één dag. Voor Granada trek je best twee dagen uit. Een must voor de lange weekends dus! Je kan de trein of bus nemen, of met een aantal mensen een auto huren, wat wel de goedkoopste formule is. (Dan moet je wel al langer dan een jaar je rijbewijs hebben.)Ook de erasmusorganisatie organiseert tal van tripjes, naar Lissabon, Marokko, de Sierra Nevada, Tarifa (surfing paradise), Gibraltar,…


Kortom, Sevilla is echt een droom van een bestemming! Wil je nog meer informatie, stuur ons een mailtje, we willen gerust eens afspreken!


Jan Timmermans, Sophie Engels, Marieke Vereecken